Voor abonnees De reikwijdte van de Omgevingswet
De Omgevingswet voorziet in een integraal wettelijk kader voor plaatsgebonden activiteiten van burgers, bedrijven en overheden in de fysieke leefomgeving (MvT Ow, blz. 26).
De Omgevingswet voorziet in een integraal wettelijk kader voor plaatsgebonden activiteiten van burgers, bedrijven en overheden in de fysieke leefomgeving (MvT Ow, blz. 26).
Hoofdstuk 15 van het Bal gaat over het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een badwaterbassin. Een badwaterbassin is in bijlage I bij het Bal omschreven als een waterkerende constructie voor het vasthouden van water bedoeld voor het zwemmen of baden.
Hoofdstuk 13 van het Bal bevat bepalingen over de bescherming van cultureel erfgoed : het behoud van rijksmonumenten en voorbeschermde rijksmonumenten (art. 11.1 Bal). Met voorbeschermde rijksmonumenten worden monumenten bedoeld die nog niet in het rijksmonumentenregister zijn ingeschreven, maar waarvoor de aanwijzingsprocedure formeel wel is opgestart.
In hoofdstuk 11 van het Bal worden regels gesteld over activiteiten die de natuur betreffen, waaronder Natura 2000-activiteiten, flora- en fauna-activiteiten, het vellen en herplanten van houtopstanden en de uitoefening van de jacht. Net als voor de andere categorieën van activiteiten waarvoor in dit besluit algemene rijksregels zijn opgesteld, geldt ook voor deze natuur gerelateerde activiteiten een specifieke zorgplicht en is er een informatieplicht voor ongewone voorvallen. Daarnaast zijn er dienaangaande mogelijkheden voor maatwerk in de vorm van maatwerkregels of maatwerkvoorschriften. De bevoegdheden met betrekking tot de uitvoering van het natuurbeleid zijn hoofdzakelijk bij de provincies neergelegd.
Hoofdstuk 9 van het Bal gaat over beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot hoofdspoorwegen en bijzondere spoorwegen, alsmede lokale spoorwegen. Naast algemene bepalingen en de aanwijzing van vergunningplichtige en meldingsplichtige gevallen van beperkingengebiedactiviteiten geldt er een specifieke zorgplicht voor activiteiten rond spoorwegen. Daarnaast stelt dit besluit generieke regels over de informatieplicht bij ongewone voorvallen en zijn er ruime mogelijkheden voor het stellen van maatwerkregels of vergunning- en maatwerkvoorschriften om de rijksregels te concretiseren.
In hoofdstuk 8 van het Bal worden rijksregels gesteld over beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot rijkswegen. Voor de activiteiten in het beperkingengebied van gemeentelijke, provinciale en waterschapswegen kunnen de gemeente, de provincie en het waterschap zelf regels stellen in het omgevingsplan, de omgevingsverordening en de waterschapsverordening (NvT Bal, blz. 644).
In hoofdstuk 6 van het Bal zijn regels samengebracht voor een aantal categorieën van activiteiten die betrekking hebben op de oppervlaktewaterlichamen en waterkeringen in beheer bij het Rijk. Met het oog op het uitgangspunt 'decentraal, tenzij', dat is verankerd in artikel 2.3 van de wet, worden in dit besluit alleen regels gesteld aan activiteiten met betrekking tot rijkswateren. De regulering met betrekking tot regionale wateren vindt plaats op decentraal niveau.
Hoofdstuk 10 van het Bkl bevat instructieregels voor de volgende instrumenten: ruilbesluiten en besluiten geldelijke regelingen (afdeling 10.1) en plannen Natura 2000 (afdeling 10.2).
Om de flexibiliteit te vergroten wordt op grond van artikel 2.32 van de Omgevingswet in dit besluit de ontheffing van instructieregels mogelijk gemaakt.
Enkele instructieregels hebben betrekking op de uitoefening van specifieke taken die in de wet aan gemeenten zijn toegedeeld.
Dit besluit kent in navolging van het Barro een aantal reserveringsgebieden, waar vanwege de voorzienbare toekomstige aanleg van werken of objecten, regels gelden over activiteiten die een dergelijke aanleg zouden kunnen bemoeilijken (NvT Bkl, blz. 386).
Het beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden en cultureel erfgoed maakt deel uit van de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van de Omgevingswet. De invulling van dit aspect wordt grotendeels overgelaten aan de gemeenten en provincies. Toch zijn in dit besluit enkele instructieregels te vinden met het oog op de bescherming van deze waarden.
In dit artikel worden de onderdelen gezondheid en milieu in de omgevingsplannen voor het Bkl behandeld.
Het Ob bevat instructieregels over het behoud van ruimte voor waterveiligheid en het voorkomen of waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast of waterschaarste.
Het Bkl omvat een algemene instructieregel dat in het omgevingsplan rekening moet worden gehouden met de mogelijkheden om een brand, ramp of crisis te voorkomen, te beperken en te bestrijden (art. 5.2 Bkl).
De Omgevingswet zet in op bundeling en vereenvoudiging van de wet- en regelgeving op het terrein van het omgevingsrecht. Een fiks aantal wetten, AMvB's en ministeriële regelingen zijn omgevormd tot de Omgevingswet, vier AMvB's en de Omgevingsregeling. Naast bundeling en vereenvoudiging is versnelling van besluitvorming over vergunningplichtige activiteiten een belangrijk motief voor aanpassing.
Het invoeringsspoor wordt gevormd door de Invoeringswet, het Invoeringsbesluit en de Invoeringsregeling. Net zoals bij het aanvullingsspoor gaat het invoeringsspoor bij inwerkingtreding van de Omgevingswet op in het hoofdspoor.
De Omgevingswet staat niet op zichzelf. Parallel aan de Omgevingswet zijn vier aanvullingswetten opgesteld die deel uitmaken van de stelselherziening. Deze aanvullingswetten en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving treden tegelijkertijd met de Omgevingswet in werking en worden volledig geïntegreerd in het hoofdspoor van de stelselherziening.